Ze zucht wanneer ze gaat zitten. Ze houdt haar handtas op haar schoot en haar jas klemt ze tussen haar arm en middenrif. Alsof ze elk moment wil wegrennen.
“Help me, ik wil, nee, ik MOET weg van hem.”
Ze kijkt me aan, grote pupillen, strakke blik. Ik pen haar hulpvraag neer.
Ik vraag haar om me een spoedcursus ‘Wie is Maria?’ te geven. Ik lach haar aanmoedigend toe. Maar noch de jas, noch de tas worden neergelegd. Ze spreekt haar naam uit als Marja. “Goei vraag. Als-ik-da-es-wist!” zucht ze.
Toch vloeien de woorden uit haar mond en mijn hand kan niet volgen. Ik sluit mijn schrift en luister. Dit kleine krachtige vrouwtje, dat opmerkelijk veel zucht, vertelt hoe ze opgroeide bij twee alcoholische ouders. De eerste week van de maand moest ze haar ouders op café bij elkaar vegen, de drie volgende weken was de brooddoos leeg, en bleven de haren en de kleding ongewassen. Ze vertelt over een leven lang neerspiralen en telkens weer knokken om zich uit de armoede te werken. Op de koop toe kreeg ze een ernstige en erkende chronische ziekte en een man. Tussen de twee kan ze geen onderscheid maken, zegt ze. Ik schiet in de lach. Zij giechelt ook. Maar het is niet om mee te lachen, want ze is bang. Hij weet altijd waar ze is. Hij saboteert haar gsm, zet er dingen in waardoor hij haar locatie kent, hij leest haar mails, blokkeert haar bankkaart en spendeert haar weinige spaargeld. Hij liegt en bedriegt. Maar wat haar hart pas echt brak, waren zijn beloften. Want die gaven haar hoop. Hij ging met haar trouwen en op een dag samen verhuizen naar een rijke randgemeente. Met een grote hamer sloeg hij die dromen aan diggelen.
Terwijl hij in haar ogen keek, zei hij dat ze nooit een vrouw zou zijn om mee te trouwen.
Dat zelfs ‘Den Dam’ te goed voor haar is. Terwijl hij haar de symbolische kogel door de hersenen joeg, genoot hij. “Vrouwen moet ge onder de knoet houden”, glimlachte hij.
Ik slik en kijk op de klok. Drie kwartier praat ze. Wanneer het uur om is, is haar pijn de mijne en zie ik haar doodgraag.
De weken erna werken we aan ‘Marja’s big escape’.
Op de bewuste dag sluit ze de deur achter zich. De sleutel gooit ze in ‘zijn’ brievenbus. Ze overnacht in een hotel, de ochtend nadien neemt ze de trein. Marja is weg. Ik juich via sms’jes met haar mee. Maar de neerwaartse spiraal trekt opnieuw aan haar. Hoewel ze een aanvaardbare uitkering en een uitstekende referentie van haar vorige huisbaas op zak heeft, wil geen huisbaas aan haar verhuren. Mensen met een invaliditeitsuitkering zijn niet betrouwbaar, vinden ze. We zetten haar op de wachtlijst voor een sociale woning. Gelukkig zal er binnen vier jaar wel eentje beschikbaar zijn. Voor crisisopvang is ze te ‘goed’. Vluchthuizen voor vrouwen hebben een wachtlijst van vier maanden. De sardonische tegenstelling ontgaat ook haar niet. In de nachtopvang zitten alcoholische mannen met agressieproblemen en liep ze daar net niet van weg? Via sms houden we contact en nu haar geld op is, verlies ook ik contact. Marja is dakloos. Ik stuur wel vier berichten met afspraakdatums. Ze blijven onbeantwoord. Ik staar naar het grijze vinkje. Buiten flikkeren er al vroege kerstlichtjes. Maar op een dag zie ik haar terug en zal ze jas en tas vol vertrouwen neerleggen.
Column De Morgen Magazine zaterdag 4 november 2023
Comments